“Ik voel me verloren als ik niet naar iets kan kijken.”
Dat is de uitspraak van Vincent Van Gogh die me het meest bijbleef na het zien van de biopic “At eternity’s gate” van Julian Schnabel. Maar dat zegt vooral iets over mij. Ik heb het nodig ruimte te zien voor mijn ideeën en gedachten. Letterlijk, als in ruimte rondom mij. Maar ook figuurlijk, als in ruimte in de tijd, vooruitzichten. Maar de film (alsook alle literatuur over het leven van één van de meest gedocumenteerde schilders ooit) zit boordevol wijsheden en schoonheid.
Hij was zijn schilderijen.
Vincent Van Gogh is een geboren schilder. En dat gelooft hij. Het is altijd zo geweest, hij kon niet anders dan schilderen. Hij heeft andere dingen geprobeerd, maar die werkten niet voor hem. Zo stelt hij zich de vraag of God misschien een schilder van hem maakte voor mensen die nog niet geboren zijn. Dit hoeft geen betoog. En zijn inspiratie voor andere schilders is niet te overzien. Hij was zijn schilderijen. Net zoals Mark Rothko ook helemaal samenviel met zijn werk. En Van Gogh maakte zijn hele oeuvre op tien jaar tijd. Zijn korte levensloop leest als een aanmoediging voor als je wel eens het gevoel krijgt van twaalf stielen en dertien ongelukken. Al is zijn zelfgekozen levenseinde intussen bijgestuurd naar een ongelukkige moord door jonge dorpsbewoners als gevolg van een pesterij. Hij geloofde dat het in sommige toestanden beter is de overwonnene te zijn in plaats van de overwinnaar.
Hij hunkerde naar gesprekken met zielsverwanten.
Zo leefde hij een poos samen met Paul Gauguin (1848 – 1903) en onderhield hij een constante briefcorrespondentie met zijn broer en kunsthandelaar Theo. Het was enkel in die periode samen met Gauguin dat hij erin slaagde ook binnen te schilderen bij slecht weer. Maar de adviezen van zijn bewonderde vriend tastten ook zijn innerlijke zekerheid aan. Zelf geloofde hij alleen maar in schilderen naar het leven. Buiten, in open lucht, overweldigd door de pracht en kracht van de natuur, kwetsbaar en zichtbaar voor de toevallige voorbijganger. De film toont hoe belangrijk het is voor hem om van schilder tot schilder te kunnen praten. Om de warme, liefdevolle aandacht en zorg van zijn broer te mogen voelen.
Zijn koortsachtig temperament drukt hij uit in zijn levendige stijl.
Vincent Van Gogh had een uitzonderlijk temperament. Hyper gevoelig, onnodig bescheiden, en levendig deel van de vibrerende wereld. Gedreven door zijn schilderslust die voortkwam uit zijn hypergevoeligheid voor het universum en de pracht en kracht van de natuur, zette hij een ongezien oeuvre neer. Tijdens zijn 444 dagen durende verblijf in Arles produceerde hij maar liefst 200 schilderijen, 100 tekeningen en schreef hij 200 brieven. Dat is een fenomenale productie, zeker gezien de omstandigheden. Zijn hypergevoeligheid sloeg steeds vaker om in geestelijke crisissen. Of was het dankzij de extase die hij ervoer deel uit te maken van het universum dat zijn scheppingsdrang zo groot was en zijn stijl zo uitzonderlijk werd? Een emotionele overweldiging kan tegelijkertijd een bron van inspiratie zijn. Ik voel zijn werk als een oprechte overweldiging door de schoonheid van een sterrenhemel, een rode wijngaard, een zomeravond, een perzikenboom of een bloementuin.
De film is een trip naar de wereld en geest van een schilder, die, ondanks het ongeloof en ziekte de meest geliefde en verbluffende kunstwerken ooit maakte. Je voelt in deze sfeervolle beelden dat ze zijn gebaseerd op de brieven van Vincent Van Gogh (Willem Dafoe) aan zijn broer Theo, op wat er zou geweten en gezegd zijn over zijn levensloop en op pure verbeelding.